type"> Tempels

Cultusplaatsen en tempels

See this text in


Inleiding

Offers in het water

Iedereen deed op zijn eigen niveau aan religie. In privé-sfeer of binnen de lokale gemeenschap. Binnenshuis hadden mensen in de Romeinse tijd vaak een huisaltaar. Buitenshuis gingen ze naar de tempel. Hoe men in de IJzertijd bezig was met religie is niet precies bekend. Wel weten we dat de mensen offers brachten op bepaalde cultusplaatsen. Vooral rivieren en natte plekken, zoals venen, waren populair als offerplaats. Men gooide hier wapens en andere voorwerpen in. Bij Kessel en Lith, in het rivierengebied, is veel van dit materiaal opgebaggerd. Hier zijn zelfs menselijke botten gevonden, waarvan sommige sporen van geweld vertonen. Het is aannemelijk dat de botten als offer in het water terecht zijn gekomen. Veel cultusplaatsen zijn alleen maar herkend door hun bijzondere vondsten. Van een heiligdom is meestal geen spoor gevonden, omdat die veelal weg gespoeld zal zijn door het water. Het is echter heel goed mogelijk dat er wel heiligdommen geweest zijn. Hoe groot deze waren en hoe ze eruit zagen is helaas niet meer te zeggen. Gezien de vele offergaven in bijvoorbeeld Kessel en Lith zijn sommige heiligdommen vermoedelijk redelijk groot geweest.

19 Botten Kessel  20 Empel helm

Religie en politiek

De tot nu toe opgegraven openluchtheiligdommen lagen bij voorkeur op een markante plaats in het landschap, bijvoorbeeld op de samenvloeiing van twee rivieren of op een hoger gelegen rug. Ze waren relatief klein en simpel en hadden, zoals de naam al doet vermoeden, meestal geen gebouwtje binnen de omheining. Sommige heiligdommen hebben nog tot ver in de Romeinse tijd gefunctioneerd, maar een aantal werd uiteindelijk vervangen door een tempel in Romeinse stijl. Veel heiligdommen zullen voornamelijk in gebruik zijn geweest door de lokale gemeenschap. Anderen trokken mensen uit een wijde omgeving. Op deze manier kan men spreken van een hiërarchie van cultusplaatsen, die uiteenliep van lokaal tot bovenregionaal belang. De grotere cultusplaatsen uit de Romeinse tijd waren waarschijnlijk gekoppeld aan een stamgebied (door de Romeinen een pagus of civitas genoemd). Ze behoorden daarmee tot het publieke domein en maakten deel uit van een administratief en politiek systeem. Dit betekende dat ze gebouwd waren op gemeenschappelijke grond en met gemeenschappelijke financiële middelen. Ook de kosten voor de rituelen door priesters en magistraten werden betaald uit publieke middelen. De functie van priester van een regionale cultus was hoogstwaarschijnlijk een officieel ambt. Over het algemeen zullen Romeinse rituele gewoonten als eerste tot deze regionale cultusplaatsen zijn doorgedrongen. De tempels werden dan ook vanaf de Romeinse tijd steeds vaker opgebouwd uit “Romeinse” elementen, bijvoorbeeld door toevoeging van een podium of zuilengalerij. In Romeins Nederland is het meest voorkomende type de zogenaamde Gallo-Romeinse omgangstempel, waarbij het binnenste vierkante heiligdom omgeven werd door een zuilengalerij. De nieuwe tempels waren door hun aan de Romeinse stijl aangepaste architectuur symbolen van loyaliteit aan de Romeinse autoriteit en een uiting van de wens voor volledige integratie in het Romeinse rijk. De architectuur van de nieuwe tempels was dus vooral een politiek statement. Daarnaast was het waarschijnlijk ook zo, dat hoe rijker de aankleding van een tempel, hoe meer status en bekendheid de godheid van die tempel kreeg.

Inheemse heiligdommen in steden

Er waren in de Late IJzertijd nog geen steden. De eerste steden in Nederland ontstonden pas onder invloed van de Romeinen. De tempels die we kennen uit de steden zijn dan ook zogenaamde Gallo-Romeinse tempels, die geen inheemse voorganger hadden.

Inheemse heiligdommen op het platteland

Heiligdommen in de open lucht

21 Hoogeloon heiligdom plattegrondHet is niet bekend of er bepaalde gebouwen of structuren waren bij de offerplaatsen in natte gebieden. Men vermoedt van wel, maar omdat de offerplaatsen veelal langs de oevers van rivieren lagen, zal een eventuele cultusplaats meestal weg zijn gespoeld. Op het land kennen we echter wel een aantal cultusplaatsen. Ze werden in de eerste eeuw na Chr. gesticht en soms nog tot in de derde eeuw gebruikt. De vorm van deze openluchtheiligdommen lijkt terug te gaan tot cultusplaatsen van driehonderd jaar daarvoor. Het waren kleine openluchtheiligdommen in de vorm van vierkante terreinen, omgeven door een greppel en soms een wal; een scheiding tussen de spirituele en de gewone wereld. Binnen de omheining stonden palen op een bijzondere manier opgesteld. Antieke schrijvers berichten ook over heilige bomen in de heiligdommen van de inheemse bevolking. Men offerde wapens, munten, mantelspelden, armbanden, drank en voedsel. Deze offers kwamen terecht in grote kuilen, die de opgravers van nu veel kunnen vertellen over het heiligdom. De vondsten zijn een belangrijke aanwijzing voor de interpretatie van een cultusplaats, omdat ze in soort en hoeveelheid vaak afwijken van de normale vondsten uit een nederzetting.

Het heiligdom van een nederzetting

22 Heiligdom HoogeloonHet heiligdom in Hoogeloon is in vorm en opzet representatief voor de tot nu toe gevonden openluchtheiligdommen in Zuid-Nederland, al is het wel één van de kleinste. Het was een vierkant van ongeveer 20,5 x 22,5 m. De omheiningsgreppel was 50-100 cm breed en oorspronkelijk waarschijnlijk 60-130 cm diep. Aan twee tegenoverliggende zijden waren openingen in de greppel. Binnen de omheining stonden twee rijen palen en vermoedelijk ook één of meerdere bomen. Hoewel de vondsten in de cultusplaats van Hoogeloon enigszins afweken van de gebruikelijke offergaven in andere heiligdommen, waren ze wel duidelijk als offer bedoeld. In de kuilen werden onder andere opzettelijk gebroken aardewerk en opzettelijk gebroken ijzeren mesjes gevonden. Het aardewerk was geïmporteerd uit de Romeinse gebieden en nog erg bijzonder voor die periode in Nederland. De cultusplaats in Hoogeloon lag 50 m buiten de omheining van de opgegraven nederzetting. Deze nederzetting groeide in de tweede eeuw uit tot een villa-achtige nederzetting met een hoofdgebouw dat in Romeinse stijl was opgetrokken. Ten tijde van dit villagebouw heeft het heiligdom nog gefunctioneerd. Het is niet het enige bekende heiligdom in de directe nabijheid van een villa-achtige nederzetting. Ook in Oss-Westerveld werd een klein heiligdom aangetroffen.
 

Datering van de inheemse heiligdommen

De nu bekende openluchtheiligdommen zijn alle in de eerste eeuw na Chr. gebouwd. Sommige lijken gedurende de tweede eeuw weer te verdwijnen. Andere zijn echter nog tot in de derde eeuw in gebruik geweest. Dat betekent dat de inheemse heiligdommen tegelijk in gebruik waren met de meer Romeinse tempels die ook op het platteland zijn gevonden.

Tempels in mediterrane traditie

In de noordelijke provincies werden er vooral in de steden ook wel tempels gebouwd volgens mediterrane traditie. Zo kon men bij de haven in de net over de Duitse grens gelegen colonia in Xanten naar een grote tempel, die niet zou misstaan in één van de Romeinse steden in Italië. Tot op heden zijn er in Nederland geen tempels gevonden die in mediterrane traditie zijn gebouwd. De twee Romeinse steden op Nederlands grondgebied zijn echter ook lang niet volledig onderzocht.

De provinciale tempels

Nieuwe tempels

23 Empel plattegrondDe meest voorkomende tempel in Romeins Nederland is de zogenaamde Gallo-Romeinse omgangstempel. Dergelijke tempels komen vrij algemeen voor in de noordelijke provincies. Ze vormen een provinciale variant op de klassieke tempel. De Gallo-Romeinse tempel bestond uit een torenachtig vertrek, de cella, die onderdak bood aan het cultusbeeld en daarmee het heiligste deel van de tempel vormde. Rondom dit vertrek liep een overdekte zuilengalerij. De tempel was niet toegankelijk voor de gelovigen; gebeden, offers en rituelen speelden zich af bij het altaar dat vóór de tempel stond opgesteld. Het altaar was daarmee het belangrijkste element van het tempelterrein, omdat men zonder een altaar de rituelen niet kon uitvoeren. De tempel en het altaar stonden meestal binnen een ommuurde hof (de temenos), waarbinnen soms nog meer kleinere heiligdommen stonden. Er zijn verschillende varianten van het tempelgebouw te onderscheiden, waarbij men voornamelijk let op het gebruik van klassieke architectuurelementen als zuilen en een podium. Zo lag de Gallo-Romeinse tempel in het centrum van Elst op een podium; een klassiek element dat maar bij een beperkt aantal Gallo-Romeinse tempels is aangetroffen. Soms worden tempelcomplexen gevonden met twee (of meer) naast elkaar gelegen ommuurde omgangstempels. Een voorbeeld hiervan zijn de twee tempels op het Maasplein in Nijmegen.

Overheidsbemoeienis
 
Van een aantal in Nederland ontdekte Gallo-Romeinse tempels is ondertussen bekend dat ze rond 100 na Chr. werden gebouwd. Dat een aantal tempels in dezelfde periode werd gebouwd is opvallend. Het is één van de aanwijzingen voor overheidsbemoeienis met de bouw van de tempels. Een andere aanwijzing zijn een drietal schedels, die in de grote tempel in Elst werden gevonden. Het zijn schedels van respectievelijk een varken, een schaap en een rund. Dit is wellicht een overblijfsel van een typisch Romeins reinigingsoffer, een zogenaamd suovetaurilia, waarbij een offerdier van elk van de genoemde diersoorten rondom de te reinigen plaats wordt geleid en vervolgens geofferd. Dit offer is waarschijnlijk bij de bouw van de tweede tempel aan de godheid opgedragen. Bij de bouw van de stenen tempels werd bovendien gebruik gemaakt van natuursteen, dat door soldaten van het Romeinse leger werd gewonnen in het Duitse Rijnland. Daarnaast vertoonden de tempel in Elst-centrum en in Elst-Westeraam meer klassieke elementen dan de gemiddelde Gallo-Romeinse tempel. 24 inscriptie CuijkWaarschijnlijk leiden al deze aanwijzingen voor overheidsbemoeienis naar keizer Trajanus, die regeerde van 98 tot 117 na Chr. Het is bekend dat hij veel aandacht besteedde aan de ontwikkeling en integratie van de grensprovincies. Het doel was een stabiele en gecontroleerde grensprovincie. Hiervoor was niet alleen een goede infrastructuur noodzakelijk, maar ook de ontwikkeling van een burgerlijk bestuur en een stabiele maatschappij. Het is zeer wel mogelijk dat hij om deze redenen openbare gebouwen op het platteland liet bouwen. De bouw van tempels kon een belangrijke rol spelen in de integratie van de bevolking en de bestuurlijke structuur van de civitas.

Waar stonden deze provinciale tempels?

Tot nu toe zijn er in heel Zuid-Nederland resten van Gallo-Romeinse tempels gevonden. De meeste lagen vermoedelijk in de plattelandscentra. De vondst van een Gallo-Romeins tempelcomplex in de Romeinse stad Nijmegen vormt hierop een uitzondering. De grootste concentratie tempels is toe nu toe gevonden in het woongebied van de Bataven. Hier liggen de tempels van Nijmegen, Elst, Cuijk, Empel en Kessel-Lith. Buiten het rivierengebied zijn de fundamenten van een klein tempeltje in het Zeeuwse Aardenburg en de resten van een tempel in Maastricht gevonden. Vooralsnog zijn er geen tempelresten in de civitas hoofdstad in Voorburg opgegraven.
 25 Aardenburg tempel

Tempel in een stad: Nijmegen

In de civitas hoofdstad van de Bataven, Ulpia Noviomagus bij Nijmegen, hebben tenminste twee verschillende tempels gestaan. Eén stond er aan de rivier. Over deze tempel is maar weinig bekend. Er is alleen een mogelijke muur opgegraven en uit de omgeving komen een aantal wijaltaren en godenbeeldjes.
Op het Maasplein, aan de rand van de Romeinse stad Ulpia Noviomagus, is een tempelcomplex aangetroffen, dat bestond uit twee naast elkaar gelegen ommuurde heiligdommen. Het complex werd rond 100 na Chr. gebouwd volgens het Gallo-Romeinse principe. Beide heiligdommen bestonden uit een min of meer vierkant ommuurd terrein, de tempelhof, waarop in het midden een rechthoekige op een podium geplaatste tempel stond, die via een trap aan de oostzijde toegankelijk was. Binnen en vlak buiten de tempelhoven hebben waarschijnlijk nog enkele kleinere heiligdommen gestaan, vermoedelijk voor andere goden. Aan de noord- en zuidzijde van het tempelcomplex lagen galerijen met een aantal vertrekken. Eén van deze vertrekken aan de zuidzijde was waarschijnlijk voor rituele zaken in gebruik. In de andere vertrekken konden gelovigen wellicht offergaven of andere snuisterijen kopen. De belangrijkste goden die werden vereerd waren vermoedelijk Fortuna en Mercurius; Fortuna in de ene tempel en Mercurius in de andere. Beide goden stonden voor welzijn, voorspoed en welvaart. Fortuna werd echter vooral door het vrouwelijke deel van de samenleving vereerd en Mercurius door het mannelijke deel.

26 tempels Maasplein Luchtfoto  28 Maasplein tempels reconstrcutietekening

Tempel in een plattelandscentrum: Maastricht

In Maastricht zijn, onder het huidige hotel Derlon, de resten van een ommuurd voorterrein van een Romeinse tempel aangetroffen. De tempel zelf is helaas niet opgegraven, zodat we niet weten of het een Gallo-Romeinse tempel was of een tempel van een andere vorm. Op het opgegraven voorterrein werd een fundering en sokkel van een grote Jupiterzuil gevonden, evenals de resten van kleine gebouwtjes. Fragmenten van de toegangspoort wijzen op een monumentale gebeeldhouwde ingangspartij van het tempelterrein. De toegangspoort had een gebeeldhouwd reliëf aan weerszijden en had een spanwijdte van ongeveer 2,5 meter. Dergelijke gebeeldhouwde bogen zijn nauwelijks bekend uit een vergelijkbare context. De afbeeldingen zijn bovendien uniek in de Provinciaal Romeinse bouwornamentiek. Op de boog zijn onder andere eikenloof en een adelaar met een krans in zijn snavel afgebeeld. Beide zijn een verwijzing naar Jupiter en de keizercultus. De gebeeldhouwde toegangsboog dateert uit dezelfde periode als de grote Jupiterzuil, waarvan het voetstuk binnen de tempelommuring is gevonden: ca. 138-180 na Chr. Waarschijnlijk is de Middeleeuwse Onze Lieve Vrouwe-basiliek over de Romeinse tempel heen gebouwd.

18 Maastricht Derlon voetstuk zuil  28 Maastricht Derlon detail boog 

Tempel op het platteland: Empel

29 Empel locatieIn Empel, vlak ten zuiden van de rivier de Maas, is duidelijk een ontwikkeling te zien van een inheems heiligdom naar een Gallo-Romeinse tempel. De tempel lag op een hoger gelegen zandopduiking, waardoor het een markante positie had in het door de rivieren gevormde landschap van oude geulen en rivierafzettingen. Dat de latere Gallo-Romeinse tempel van Empel een inheemse voorganger heeft gehad in de eerste eeuw voor Chr. blijkt voornamelijk uit de vele bijzondere metalen vondsten. Hierbij gaat het om mantelspelden (fibulae), gouden en zilveren Keltische munten, bronzen gordelhaken en fragmenten van bronzen zwaarden. Het zijn vondsten die normaal gesproken zelden in nederzettingen of grafvelden worden gevonden. Daardoor weten we dat we hier hoogstwaarschijnlijk met een cultusplaats te maken hebben. Gezien de datering van de vondsten, kan de cultusplaats al vanaf ca. 100 voor Chr. in gebruik zijn geweest, en mogelijk zelfs eerder. In de vroegste fases van de cultusplaats stonden er waarschijnlijk geen monumentale gebouwen. Het was vermoedelijk een openluchtheiligdom. Tot in de vroeg-Romeinse tijd (tot ca. 50 na Chr.) blijft dit beeld gehandhaafd, hoewel er in deze periode vermoedelijk twee oost-west georiënteerde rijen palen stonden, met een lengte van 18 m. Deze rijen palen hadden waarschijnlijk een rituele functie, omdat er rond de paalstellingen metalen offergaven uit de vroeg-Romeinse tijd zijn gevonden. Verder lagen rond de noordelijke paalstelling enkele grotere kuilen, waaruit eveneens resten van wat metalen voorwerpen stammen. Parallel aan de noordrand en de zuidrand van de donk stonden een aantal rijen met dicht opeen geplaatste staken. Wellicht vormden deze staketselrijen een omheining. Ze kunnen ook een rol hebben gespeeld in de waterhuishouding, bijvoorbeeld als waterkering.

23 Empel plattegrond 30 Empel reconstructie

Ergens tegen het einde van de eerste eeuw na Chr. werd er een monumentale Gallo-Romeinse tempel gebouwd, vergelijkbaar met de tempels in bijvoorbeeld Elst en Nijmegen. Deze bestond uit een ommuurde tempelhof (temenos) met een grote voorhal en twee kleinere vertrekken daarachter. 31 Bronzen plaatje EmpelDe tempel zelf stond op een podium en was waarschijnlijk volledig uit steen opgetrokken. Dit weten we omdat er een fragment van een stenen raamnis is gevonden. Er zijn veel aanwijzingen dat de tempel was gewijd aan de god Hercules-Magusanus; een versmelting van een inheemse en een Romeinse (half)god. In de tempel werden vele voorwerpen geofferd en opgedragen aan deze god. Er zijn bovendien heel veel onderdelen van militaire uitrustingsstukken gevonden. Hercules Magusanus lijkt een populaire god te zijn geweest voor de soldaten in het Romeinse leger. Een bronzen plaatje met een wij-inscriptie ter ere van Hercules Magusanus, vertelt ons niet alleen de naam van de in Empel vereerde god, maar ook de naam van één van de veteranen uit het Romeinse leger, die hier zijn offer kwam brengen.

Verschillende bouwfases

De meest voorkomende tempelvorm in Romeins Nederland is de zogenaamde Gallo-Romeinse omgangstempel. Dergelijke tempels komen vrij algemeen voor in de noordelijke provincies. Ze vormen een provinciale variant op de klassieke tempel. Een aantal tempels is waarschijnlijk voortgekomen uit inheemse heiligdommen. Bij de bouw van de latere tempel zijn de meeste sporen van het inheemse heiligdom verwoest, maar aan de hand van de overgebleven sporen en vondsten kan nog het een ander over de bouwfases worden vastgesteld. De tempel in Elst-Westeraam laat een mooie ontwikkeling zien.

Twee tempels

32 Elst reconstr BogaersIn Elst, in het hart van het woongebied van de Bataven, zijn dicht bij elkaar twee Gallo-Romeinse omgangstempels opgegraven. De best bekende tempel ligt onder de huidige kerk in het centrum van Elst. De fundamenten daarvan zijn nog te bezichtigen onder de kerk. Het was één van de grootste Gallo-Romeinse tempels die we op dit moment kennen en de tempel heeft waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld binnen de organisatie van de Bataafse religie. Een tweede, kleinere, tempel is gevonden in Elst-Westeraam, hemelsbreed ongeveer 650 meter van de tempel onder de kerk. Deze tweede tempel is pas enkele jaren geleden opgegraven. Hierbij zijn de uitbraaksleuven van een ommuurde Gallo-Romeinse tempel aangetroffen.

Een houten cultusgebouw

De eerste fase van de tempel in Elst-Westeraam bestond uit een houten cultusgebouw, dat in 10-20 na Chr. werd gebouwd op de oever van een bijna verland riviertje. Het was een tweeschepig, rechthoekig, gebouw, waar omheen een tempelhof (een temenos) werd aangelegd. Het geheel werd omheind door middel van greppels en een palissade van rechtop staande houten planken. Resten van deze planken zijn in de buitenste van de twee omheiningsgreppels terug gevonden en konden worden gedateerd aan de hand van hun jaarringenpatroon. Na deze eerste fase werd het gebouw nog twee keer in hout herbouwd. In de verschillende houtbouwfases wisselde de oriëntatie van het gebouw. In de derde en laatste houtbouwfase (ca. 70-100 na Chr.) was de ingang uiteindelijk aan de westzijde van het gebouw en de omheinende palissade gesitueerd. Opvallend is dat er aanwijzingen zijn, dat er in de derde fase direct achter het cultusgebouw ook een openluchtheiligdom is geweest, waarvan een palenrij is aangetroffen in de opgraving.

34 Westeraam fase 1  35 Westeraam fase 2  36 westeraam fase 3

Herbouw in steen

De tempel in Elst-Westeraam werd rond 100 na Chr. herbouwd in steen. Was het in het verleden nog een tweeschepig gebouw, nu werd er een Gallo-Romeinse omgangstempel gebouwd. Hoewel de tempel in Elst-Westeraam kleiner was dan die in het centrum van Elst, was er een indrukwekkende ingangspartij, die uitstak boven het dak van de omgang. Boven de ingang was een timpaan, gesteund door grotere zuilen dan in de rest van het gebouw werden gebruikt. Het dak van het binnenste heiligdom, de cella, stak zoals gebruikelijk bij Gallo-Romeinse tempels, uit boven de omringende zuilengalerij. Gedurende de eerste helft van de tweede eeuw werd de tempel verbouwd en werd er een stenen uitbouw (een exedra) tegen de zuidelijke porticus van de tempel gebouwd. De tempel stond nog steeds binnen een afgeschermde tempelhof, omgeven door een palissade. Aan de rand van het terrein stonden waarschijnlijk nog twee andere heiligdommen met cultusbeelden. Verder zijn er een waterput en veertien oventjes op de tempelhof aangetroffen, die een kijkje bieden in de rituelen die op het tempelterrein plats vonden. In de oventjes zijn resten van verbrand voedsel (vlees en brood) aangetroffen. De tempel in Elst-Westeraam werd waarschijnlijk ergens in de tweede helft van de tweede eeuw verlaten.

37 westeraam fase 4  38 westeraam fase 5  

Romeinse voet

Opvallend aan de tempel in Westeraam is, dat bij het ontwerp van het cultusgebouw en de omringende hof al in de tweede fase van de tempel (vanaf 38-39 na Chr.) gebruik werd gemaakt van de Romeinse voetmaat (de pes). Hieruit is wellicht af te leiden dat er in dit vroege stadium al Romeinen of Romeinse veteranen bij de bouw van de tempel betrokken waren.

Samenvatting

Inheemse heiligdommen

Hoe men in de IJzertijd omging met religie is niet precies bekend. Wel weten we dat de mensen offers brachten op bepaalde cultusplaatsen. Vooral rivieren en natte plekken, zoals venen, waren populair als offerplaats. Daarnaast waren er al enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling openluchtheiligdommen. De tot nu toe opgegraven openluchtheiligdommen stammen uit de eerste eeuw na Chr. en lagen bij voorkeur op een markante plaats in het landschap, bijvoorbeeld op de samenvloeiing van twee rivieren of op een hoger gelegen rug. Ze waren relatief klein en simpel en hadden, zoals de naam al doet vermoeden, meestal geen gebouwtje binnen de omheining. Ze bestonden uit een min of meer vierkante omheinde ruimte, waarbinnen speciale palenrijen het belangrijkste focuspunt van de religie lijken te zijn geweest. Waarschijnlijk stond er op veel van deze openluchtheiligdommen ook een heilige boom. De offergaven kwamen terecht bij de palen en in kuilen op het terrein. Sommige heiligdommen hebben nog tot ver in de Romeinse tijd gefunctioneerd, maar een aantal werd uiteindelijk vervangen door een tempel in Romeinse stijl.

Een nieuwe tempelvorm

Het meest voorkomende type tempel was de Gallo-Romeinse omgangstempel. Dergelijke tempels komen vrij algemeen voor in de noordelijke provincies. Ze vormen een provinciale variant op de klassieke tempel. De Gallo-Romeinse tempel bestond uit een torenachtig vertrek, de cella, die onderdak bood aan het cultusbeeld en daarmee het heiligste deel van de tempel vormde. Rondom dit vertrek liep een overdekte zuilengalerij. De tempel was niet toegankelijk voor de gelovigen; gebeden, offers en rituelen speelden zich af bij het altaar dat vóór de tempel stond opgesteld. Het altaar was daarmee het belangrijkste element van het tempelterrein. De tempel en het altaar stonden meestal binnen een ommuurde hof, waarbinnen soms nog meer kleinere heiligdommen stonden. De Gallo-Romeinse tempels die in Nederland zijn terug gevonden, stammen allemaal uit het einde van de eerste eeuw na Chr., hoewel een aantal de opvolgers vormen van al veel oudere heiligdommen op dezelfde plaats. De grootste concentratie Gallo-Romeinse tempels is tot nu toe gevonden in het rivierengebied. Voorbeelden zijn te vinden in Elst, Empel, Cuijk en Nijmegen.

Romeinse bemoeienis

In de Romeinse tijd kan men spreken van een hiërarchie van cultusplaatsen, die uiteenliep van lokaal tot bovenregionaal belang. De grotere cultusplaatsen uit de Romeinse tijd waren waarschijnlijk gekoppeld aan een stamgebied (door de Romeinen een pagus of civitas genoemd). Ze hadden een belangrijke plaats binnen de maatschappelijke en politieke gemeenschap en waren daarom van belang voor de Romeinen. Er zijn dan ook aanwijzingen dat een aantal tempels rond het einde van de eerste eeuw grootscheeps werd verbouwd met behulp van de Romeinse overheid. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld de beide tempels in Elst.


Margje Vermeulen-Bekkering

Literatuur

Algemeen:
Derks, T.,1998, Gods, Temples and Ritual Practices. The transformation of religious ideas and values in roman Gaul. (Amsterdam Archaeological Studies 2). Amsterdam

Es, W.A. van, 1981, De Romeinen in Nederland. Bussum.

Grooth, M. de & B. Mater, 1997, Een huis voor altijd? In: M. de Grooth en B. Mater, Een huis voor altijd. Maastricht

Inheemse heiligdommen:
Slofstra, J & W. van der Sanden, 1987, Rurale cultusplaatsen uit de Romeinse tijd in het Maas-Demer-Schelde gebied. (Analecta Praehistoria Leidensia 20) 125-168

Verhart, L., 2006, Op zoek naar de Kelten. Nieuwe archeologische ontdekkingen tussen Noordzee en Rijn. Utrecht.

Tempels in Nederland:
Enckevort, H. van & J.Thijssen (ed.), 2002, Cuijk. Een regionaal centrum in de Romeinse tijd. Utrecht.

Enckevort, H. van & J. Thijssen (red) 2005, In de schaduw van het Noorderlicht. de Gallo-Romeinse tempel van Elst-Westeraam. Abcoude/Nijmegen

Panhuysen, T.A.S.M., 1996, Romeins Maastricht en zijn beelden. Maastricht/Assen.

Roymans, N. & T. Derks, 1990, Ein keltisch-römischer Kultbezirk bei Empel (Niederlande), Archäologisches Korrespondenzblatt, 443-451

Roymans, N.& T. Derks, 1993, Der Tempel von Empel. Ein Hercules-Heiligtum im Batavergebiet, Archäologisches Korrespondenzblatt 23, 479-492.

Roymans, N & T. Derks (red), 1994, De tempel van Empel een Hercules-heiligdom in het woongebied van de Bataven . (Graven naar het Brabantse verleden 2) 's-Hertogenbosch

Zee, K., 2005, Religie. In: W.J.H. Willems et al. (ed.), Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland. Wormer. 185-198

Links

Algemeen:
Archeologienet
Cultuurwijzer
Limes.nl 
Imperium Romanum (Duits)
Livius.org (Engels)

Tempel in Maastricht:
Museumkelder Derlon.